Documenteigenschappen weergeven
Wanneer u een PDF bekijkt, kunt u informatie over de PDF weergeven, zoals de titel, de gebruikte lettertypen en beveiligingsinstellingen. Een deel van deze informatie is ingesteld door de persoon die het document heeft gemaakt, en een deel wordt automatisch gegenereerd.
In Acrobat kunt u de informatie wijzigen die door de maker van het document is ingesteld, tenzij het bestand is opgeslagen met beveiligingsinstellingen die voorkomen dat er wijzigingen worden aangebracht.
-
Kies Bestand > Eigenschappen.
-
Klik in het dialoogvenster Documenteigenschappen op een tabblad.
Documenteigenschappen
Beschrijving
Hiermee geeft u basisinformatie over het document weer. De titel, de auteur, het onderwerp en de trefwoorden kunnen zijn ingesteld door de persoon die het document heeft gemaakt in de bronapplicatie, zoals Word of InDesign, of door de persoon die de PDF heeft gemaakt. U kunt zoeken op deze beschrijvingsitems zoeken als u bepaalde documenten wilt vinden. Vooral het gedeelte Trefwoorden is handig als u een zoekopdracht wilt verfijnen.
Bij veel zoekfuncties wordt de titel gebruikt om het document in de lijst met zoekresultaten te beschrijven. Als een PDF geen titel heeft, verschijnt in plaats daarvan de bestandsnaam in de lijst met resultaten. De titel van een bestand hoeft niet gelijk te zijn aan de bestandsnaam.
In het gebied Geavanceerd vindt u: de PDF-versie, het paginaformaat, het aantal pagina's, of het document is gelabeld en of het is ingeschakeld voor Snelle webweergave. (Voor PDF's of PDF-portfolio's die meerdere paginaformaten bevatten, wordt het formaat van de eerste pagina vermeld.) Deze informatie wordt automatisch gegenereerd en kan niet worden gewijzigd.
Beveiliging
Hiermee wordt beschreven welke wijzigingen en functionaliteit in de PDF zijn toegestaan. Als er een wachtwoord, certificaat of beveiligingsbeleid op de PDF is toegepast, wordt de methode hier aangegeven.
Lettertypen
Hier ziet u de lettertypen die in het oorspronkelijke document zijn gebruikt, evenals de lettertypen en versleuteling die zijn gebruikt om de oorspronkelijke lettertypen weer te geven.
Als er vervangende lettertypen worden gebruikt en u niet tevreden bent over de weergave, kunt u de oorspronkelijke lettertypen op uw systeem installeren of de documentmaker vragen het document opnieuw te maken met de oorspronkelijke lettertypen ingesloten.
Weergave bij openen (alleen Acrobat)
Hier wordt beschreven hoe de PDF wordt weergegeven wanneer deze wordt geopend. De volgende informatie wordt vermeld: de grootte van het openingsvenster, het nummer van de openingspagina, de vergrotingsfactor, of er bladwijzers en miniaturen worden weergegeven en of de werkbalk en de menubalk zichtbaar zijn. U kunt deze instellingen wijzigen om te bepalen hoe het document wordt weergegeven als het de volgende keer wordt geopend. U kunt ook een JavaScript maken dat wordt uitgevoerd bij het weergeven van een pagina, het openen van een document, enzovoort.
Aangepast (alleen Acrobat)
Hiermee kunt u documenteigenschappen aan het document toevoegen.
Geavanceerd
Hier worden PDF-instellingen, voorinstellingen voor het afdrukdialoogvenster en leesopties voor het document weergegeven.
In de PDF-instellingen voor Acrobat kunt u een basis-URL (Uniform Resource Locator) voor webkoppelingen in het document instellen. Als u een basis-URL opgeeft, kunt u webkoppelingen naar andere websites gemakkelijk beheren. Als de URL naar de andere site wordt gewijzigd, hoeft u alleen de basis-URL te bewerken en niet elke afzonderlijke webkoppeling die naar die site verwijst. De basis- URL wordt niet gebruikt als een koppeling een volledig URL-adres bevat.
U kunt ook een catalogusindexbestand (PDX) aan de PDF koppelen. Wanneer de PDF wordt doorzocht via het venster Zoeken in PDF, worden eveneens alle PDF's doorzocht die zijn geïndexeerd door het opgegeven PDX-bestand.
U kunt voor het document prepress-gegevens opnemen zoals overvullen. Verder kunt u voor een document afdrukvoorinstellingen definiëren die automatisch worden ingevuld in het dialoogvenster Afdrukken. U kunt ook leesopties instellen om te bepalen hoe de PDF wordt gelezen door een schermlezer of ander hulpmiddel.
Een beschrijving toevoegen aan documenteigenschappen
U kunt trefwoorden aan de documenteigenschappen van een PDF toevoegen die anderen kunnen gebruiken om de PDF te vinden.
-
Kies Bestand > Eigenschappen.
-
Klik op het tabblad Beschrijving en typ de naam van de auteur, het onderwerp en de trefwoorden.
-
(Optioneel) Klik op Extra metadata om andere beschrijvende gegevens toe te voegen zoals auteursrechtinformatie.
Documenteigenschappen maken
U kunt aangepaste documenteigenschappen toevoegen waarmee specifieke soorten metadata in een PDF worden opgeslagen, zoals het versienummer of de bedrijfsnaam. Eigenschappen die u maakt, worden in het dialoogvenster Documenteigenschappen weergegeven. De nieuwe eigenschappen moeten unieke namen hebben die niet voorkomen op de andere tabbladen van het dialoogvenster Documenteigenschappen.
-
Kies Bestand > Eigenschappen en selecteer Aangepast.
-
Als u een eigenschap wilt toevoegen, geeft u de naam en de waarde op en klikt u vervolgens op Toevoegen.
-
Als u de eigenschappen wilt wijzigen, doet u een van de volgende dingen en klikt u op OK:
Als u een eigenschap wilt bewerken, selecteert u de eigenschap, wijzigt u de waarde en klikt u op Wijzigen.
Als u een eigenschap wilt verwijderen, selecteert u de eigenschap en klikt u op Verwijderen.
Als u de naam van een aangepaste eigenschap wilt wijzigen, verwijdert u de eigenschap en maakt u een nieuwe aangepaste eigenschap met de gewenste naam.
Metadata van een document bewerken
PDF- documenten die zijn gemaakt in Acrobat 5.0 of hoger, bevatten documentmetadata in XML-indeling. Metagedata zijn gegevens over het document en de content, zoals de naam van de auteur, trefwoorden en auteursrechtinformatie, die kunnen worden gebruikt in zoekopdrachten. De metadata van een document bevatten onder andere informatie die ook wordt weergegeven op het tabblad Beschrijving van het dialoogvenster Documenteigenschappen. Metadata van documenten kunnen worden uitgebreid en gewijzigd met producten van externe leveranciers.
XMP (Extensible Metadata Platform) biedt Adobe-applicaties een algemeen XML-kader waarin het maken, verwerken en uitwisselen van metadata in een document wordt gestandaardiseerd voor diverse publicatiewerkstromen. U kunt de XML-broncode van documentmetadata opslaan en importeren in XMP-indeling, waardoor metadata gemakkelijk in verschillende documenten kunnen worden gebruikt. Ook kunt u documentmetadata opslaan in een metadatasjabloon die u kunt hergebruiken in Acrobat.
Metadata van een document weergeven
-
Kies Bestand > Eigenschappen en klik op de knop Extra metadata in het tabblad Beschrijving.
-
Klik op Geavanceerd om alle metadata weer te geven die in het document zijn ingesloten. (Metadata worden per schema weergegeven, dat wil zeggen in vooraf gedefinieerde groepen met verwante gegevens.) Toon of verberg de informatie in schema's per schemanaam. Als het schema een naam heeft die niet wordt herkend, wordt het aangeduid als Onbekend. De XML-naamruimte staat tussen haakjes achter de naam van het schema.
Metadata van een document bewerken of uitbreiden of toevoegen
-
Kies Bestand > Eigenschappen, klik op het tabblad Beschrijving en klik op Extra metadata.
-
Selecteer Geavanceerd in de lijst links.
-
Als u de metadata wilt bewerken, doet u een van de volgende dingen en klikt u op OK.
Als u eerder opgeslagen informatie wilt toevoegen, klikt u op Toevoegen, selecteert u een XMP- of FFO-bestand en klikt u op Openen.
Als u nieuwe gegevens wilt toevoegen en de huidige metagegevens wilt vervangen door gegevens die zijn opgeslagen in een XMP-bestand, klikt u op Vervangen, selecteert u een opgeslagen XMP- of FFO-bestand en klikt u op Openen. Nieuwe eigenschappen worden toegevoegd, bestaande eigenschappen die ook in het nieuwe bestand voorkomen worden gewijzigd en bestaande eigenschappen die niet in het vervangende bestand voorkomen blijven in de metagegevens behouden.
Als u een XML-schema wilt verwijderen, selecteert u het en klikt u op Verwijderen.
Als u de huidige metagegevens wilt uitbreiden met metagegevens uit een sjabloon, houdt u Ctrl (Windows) of Command (Mac OS) ingedrukt terwijl u een sjabloonnaam in het menu rechtsboven in het dialoogvenster kiest.
Opmerking:U moet een sjabloon voor metagegevens eerst opslaan voordat u de metagegevens eruit kunt importeren.
Als u de huidige metagegevens wilt vervangen door een sjabloon met metagegevens, kiest u een sjabloonbestand (XMP) in het menu rechtsboven in het dialoogvenster.
Metadata opslaan als sjabloon of bestand
-
Kies Bestand > Eigenschappen, klik op het tabblad Beschrijving en klik op Extra metadata.
-
Selecteer Geavanceerd in de lijst links.
-
Sla de metagegevens op en klik op OK.
Als u de metadata in een extern bestand wilt opslaan, klikt u op Opslaan en geeft u een naam op voor het bestand. De metadata worden in een bestand met XMP-indeling opgeslagen. (Als u de opgeslagen metadata in een andere PDF wilt gebruiken, opent u het document en gebruikt u deze aanwijzingen om metadata in het document te vervangen of toe te voegen.)
Als u de metadata als sjabloon wilt opslaan, kiest u Sjabloon metadata opslaan in het menu rechtsboven in het dialoogvenster en geeft u een naam voor het bestand op.
Objectdata en metadata weergeven
U kunt de metadata van bepaalde objecten, labels en afbeeldingen in een PDF bekijken. Metadata bewerken en exporteren kan alleen bij Visio-objecten.
Object-metagegevens weergeven (Acrobat Pro)
-
Kies Gereedschappen > PDF bewerken > Tekst en afbeeldingen bewerken.
-
Selecteer een object, klik met de rechtermuisknop op de selectie en kies Metadata tonen. (Als de optie Metadata tonen niet beschikbaar is, zijn er geen metadata aan de afbeelding gekoppeld.)
Metadata van Visio-objecten weergeven en bewerken
-
Kies Gereedschappen > Meten > Gereedschap Objectgegevens.
-
Dubbelklik op een object op de pagina om de metadata van het object weer te geven.
Het venster Modelstructuur wprdt geopend met een hiërarchische lijst met alle structuurelementen. De metadata van het geselecteerde object verschijnen als bewerkbare eigenschappen en waarden onder aan het venster Modelstructuur.
Opmerking:Het geselecteerde object wordt op de pagina gemarkeerd. Gebruik het menu Markeerkleur boven aan het venster Modelstructuur om een andere kleur te kiezen.
-
Als u de metadata wilt bewerken, typt u waarden in de vakken onder aan de Modelstructuur.
-
Voor het exporteren van metadata van objecten kiest u in het optiemenu Exporteren als XML > Hele structuur om alle objecten in het venster Modelstructuur te exporteren, of Exporteren als XML > Huidig knooppunt om alleen het geselecteerde object en de onderliggende objecten te exporteren. Geef een naam op voor het bestand en sla het op.
Metagegevens van Visio-objecten exporteren
-
Kies Gereedschappen > Meten > Gereedschap Objectgegevens.
-
Dubbelklik op een object op de pagina om de metagegevens van het object weer te geven.
-
Kies in het optiemenu een van de volgende opties:
Kies Exporteren als XML > Hele structuur om alle objecten te exporteren.
Kies Exporteren als XML > Huidig knooppunt om alleen het geselecteerde object en de onderliggende objecten te exporteren.
-
Geef een naam op voor het bestand en sla het op.